Terug naar vorige
De bewijslast voor aftrekposten op het belastbare inkomen rust op de belastingplichtige.
Een procedure voor Hof Den Bosch over een aanslag IB over het jaar 2018 had betrekking op de volgende vragen:
- Heeft de belanghebbende recht op een hogere aftrek voor openbaar vervoer?
- Heeft de belanghebbende recht op een hogere aftrek voor uitgaven van onderhoudsverplichtingen?
- Heeft de belanghebbende recht op aftrek voor specifieke zorgkosten?
- Heeft de belanghebbende recht op aftrek voor betaalde lijfrenteverzekeringspremies?
In de aangifte heeft de belanghebbende voor reiskosten woon-werk met openbaar vervoer het forfaitaire bedrag in aftrek gebracht. De inspecteur heeft daarop de ontvangen reiskostenvergoeding in mindering gebracht. De belanghebbende claimde een aanvullende aftrek voor de kosten van busritten. Het hof wijst erop dat de Wet IB 2001 geen ruimte beidt om naast het forfaitaire bedrag extra kosten in aftrek te brengen. Het forfait omvat ook de kosten van reizen per bus.
De belanghebbende heeft in de aangifte een bedrag van € 33.000 aan betaalde alimentatie opgenomen. De overgelegde betaalbewijzen kwamen uit op een totaal van € 29.026. De inspecteur heeft bij de aanslagregeling een bedrag van € 29.476 in aftrek toegestaan. De belanghebbende is er niet in geslaagd het recht op een hogere aftrek aannemelijk te maken, aangezien geen aanvullende bewijsstukken zijn overgelegd.