Terug naar vorige
Voor het recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) speelt de zorgverdeling tussen ouders een centrale rol. Ook als een formele regeling of inschrijving ontbreekt, kan recht op de IACK ontstaan, zolang de feitelijke verblijfstijd maar voldoende is onderbouwd.
Een vader heeft één zoon. De zoon staat tot 29 mei ingeschreven op het adres van zijn vader in Nederland. Vanaf 29 mei staat hij ingeschreven bij zijn moeder in Spanje. De vader heeft een tweede woning in Spanje, waar de zoon ook weleens verblijft als de vader in Spanje is. In zijn aangifte verzoekt de vader om toepassing van de IACK. De inspecteur weigert dit en stelt de aanslag vast zonder toepassing hiervan.
De rechtbank bewondert de inspanningen van de vader om voor zijn zoon te zorgen en erkent dat hij als ouder voor hem zorgt. De rechtbank moet echter beoordelen of de vader voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor de IACK. De zoon stond in het betreffende jaar 148 dagen ingeschreven op het adres van zijn vader, wat minder is dan zes maanden.
Inschrijvingseis
Volgens de wet kan in bepaalde gevallen toch aan de inschrijvingseis worden voldaan. Bijvoorbeeld als een kind tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders behoort en het kind in de BRP is ingeschreven op het woonadres van de andere ouder. De rechtbank oordeelt dat inschrijving in het bevolkingsregister van een andere lidstaat gelijkgesteld kan worden aan inschrijving in de BRP. Het kind moet echter tot beide huishoudens behoren, wat wordt bepaald aan de hand van het doorgaans-verblijf criterium. De rechtbank concludeert dat de vader voldoet aan de inschrijvingseis en recht heeft op de IACK.
Doorgaans-verblijf criterium
De Hoge Raad heeft in het verleden geoordeeld dat een alleenstaande ouder bij wie het kind niet staat ingeschreven in de BRP, in aanmerking kan komen voor de IACK. Hiervoor is het niet nodig dat het kind gedurende het hele kalenderjaar doorgaans ten minste drie gehele dagen per week bij hem heeft verbleven. Het is voldoende dat dit doorgaans verblijf gedurende ten minste de helft van het jaar plaatsvond, waarbij het niet om een aaneengesloten periode hoeft te gaan.